Alex. B-6

Ik heb geslapen als een roos, is mijn eerste gedachte. Gevolgd door: zo stil is het hier nog niet geweest en dat op klaarlichte dag!

Ik blijf even genieten, maar de nieuwsgierigheid wordt me te machtig. De eerste de beste blik naar buiten wijst uit dat we van achteren stevig, aan twee strak gespannen kabels, liggen afgemeerd. Maar geen teken van leven, in tegenstelling tot de bedrijvigheid op het moment dat ik onder zeil ging. 

Ik steek mijn kop zo ver mogelijk uit de enige patrijspoort die ik open kan krijgen en lees, op de dichtstbij staande hijskraan, Antwerp Gateway.

Omdat bij zonsondergang de kranen in Rotterdam nog volop bezig waren, had ik gehoopt dat ik in de vroege ochtend het spectaculaire stuk vanaf Vlissingen te zien zou krijgen. Maar met een beetje geluk krijg ik op de weg terug iets van een herkansing.  

Mijn eerste gang na het ontbijt leidt naar de officer in charge, in diens kantoortje op het hoofddek waar zowel bezoekers als mensen die van boord willen zich dienen te melden. Die zou moeten weten of ik hier wél mag stappen. En me dan mijn paspoort moeten meegeven. 

Het tijdstip van vertrek staat nog niet vast, hoor ik. Niet dat ik per se Antwerpen wil zien, maar er woont  familie van me die ik zou willen verrassen. Dan moest ik die eerst maar eens bellen, vindt de officer. In het wilde weg afstappen en een eind gaan lopen lijkt hem geen goed plan. Al is het zaterdag en heb ik nog geen kip gezien.

Helaas krijg ik de familie niet te pakken en over de boodschap die ik kon inspreken maak ik me geen illusie. Ze hebben hier ooit met mij rondgereden, toen ik een keer in Antwerpen moest aanmonsteren. Dat had heel wat voeten in de aarde en zal er in de war against drugs niet gemakkelijker op geworden zijn. 

Het is wat het is. Jezus wat een cliché! Maar voor zover dat neerkomt op ‘loslaten’, blijft het to the point. En is het makkelijker gezegd dan gedaan. 

Eerst die patrijspoort dan maar eens wijd open, besluit ik na terugkeer in mijn knusse verblijf op het vijfde, en de deur naar de gang idem dito, zodat het kan doortochten. Ben gisteren al de halve dag op jacht geweest en nu is dat rotbeest er weer. Met een mug weet ik meestal wel raad, maar een vlieg…  

Het probleem is dat er maar één effectieve manier is om die te bestrijden en dat is een vliegenmepper. Zoals ik er thuis permanent een in de vensterbank heb liggen: een industrieel, naar het origineel van de geniale uitvinder vervaardigd, exemplaar. Geen zelfgemaakt surrogaat zoals een opgerold stuk krant of een slipper. 

En nu ga ik net zo lang door tot ik het kreng tussen mijn vingers kan klemmen en hoogstpersoonlijk aan de wind en de golven prijsgeven.  Anders herstelt het zich – net elastiek – en komt het jou als het enig ander levend wezen in de wijde omtrek vroeg of laat wéér treiteren.  

En dat heeft zijn dochter gevraagd bij de aanstaande verkiezingen voor het Europees parlement namens hem een stem uit te brengen op de Partij voor de Dieren… De dictatuur  van de menselijke soort! Weet ik wel hoe nuttig en nodig andere dieren zijn, richt ook ik dagelijks niet genoeg schade aan hier op aarde? Wat dacht ik van mensenmeppers? 

“Ja, ik zie dat u extra kosten in rekening zijn gebracht,” zegt de medewerker van de klantenservice, die ik met veel kunst- en vliegwerk aan de lijn heb gekregen. En die bereid bleek niet alleen geduldig naar me te luisteren, maar ook actief met me mee te denken.

Ik kan haar wel zoenen en ben blij dat ik de tijd heb genomen om in een vroeg stadium aan de bel te trekken. Vóór mijn vertrek uit Hamburg ben ik nog bij de winkel van mijn telefoonverkoper langsgegaan om te horen of ik op mijn aanstaande reis met het lopend contract uit de voeten zou kunnen of dat ik rekening moest houden met bepaalde beperkingen. Gisteren kreeg ik al meteen, in de eerste de beste haven, de indruk dat ik iets had gemist. Alarmerende berichten van mijn provider dat ik limieten had overschreden, dus extra kosten gemaakt, afgewisseld met de oproep mijn contract aan te passen.

Na enkele zinnen van mijn kant wist de dame genoeg en stelde ze om te beginnen vast dat mensen vaak geen idee hebben van de consequenties, wanneer ze met een schip op reis gaan. En door haar uiteenzetting over die consequenties en met name het begrip maritieme zone waarin je als abonnee ongemerkt terecht kunt komen – met andere spelregels en ook andere tarieven dan in het regulier verkeer aan de wal – werd me duidelijk dat haar collega in die winkel me met een kluitje in het riet had gestuurd. 

Aan de al gemaakte extra kosten op zich kan ze weinig doen, zegt ze, maar ze maakt er wel een interne aantekening van. Dan kan ik me daar later, na terugkeer, op beroepen. Bovendien geeft ze me mee, als vuistregel, dat ik niet te gauw alles aan en uit ofwel ‘op normaal’ moet zetten, zolang ik me  op het schip en het omringend haventerrein bevind. 

Het is opmerkelijk stil in de mess. Ricardo weet van niets, maar ik vermoed dat we in deze haven onze langste tijd hebben gehad. Het blijft afwachten geblazen. Dit is nu eenmaal geen goed georganiseerde excursie en als freischwebende passagier ben je de laatste met wie rekening wordt gehouden.  

Ik heb gecheckt dat de buitendeur op mijn dek open is. Dan kan ik buitenom terug naar mijn hut en in de gaten houden, of aanstalten worden gemaakt voor het vertrek. Het zal nog wel  wat duren, want bij de ingang van het zijkanaal waar wij liggen nadert – achterstevoren – de aanmerkelijk grotere Maersk Garonne onder Singaporese vlag. Kennelijk heeft die voorrang. 

Boven hun hoogste containers, op de achtergrond, herken ik  de kerncentrale van Doel. Witte rook uitstotend, in tegenstelling tot de donkere uitstoot van het schip. 

Meter voor meter, met een onwaarschijnlijk dunne kabel, trekt een sleepboot het schip aan ons voorbij. Wij hebben hier geen ruimte voor containers tussen de achtersteven en de brug, maar alleen al in dat deel hebben ze daar – snel gerekend – ongeveer 300 exemplaren geladen.

Zodra de binnenkomer het kanaal verder in gevaren is, wordt ons schip losgekoppeld en zetten we koers richting zee. Tijd om weer eens op het brugdek te gaan kijken, want een beter uitzicht krijg ik nergens anders. Al realiseer ik me dat het een groot verschil is of je de Schelde op- dan wel afvaart. 

Het zieltogend polderdorp, in de schaduw van de kerncentrale, is de eerste blikvanger. Nog op het eind van de afgelopen eeuw zou dat worden platgewalst in het kader van de uitbreiding van de haven, maar daar is men later op teruggekomen. Al is de oorspronkelijke bevolking inmiddels  vertrokken en schijnt niemand te weten, of deze uithoek van de provincie Oost-Vlaanderen nog levensvatbaar is. 

Het contrast tussen de polders van het Waasland op de linker- en de aaneenschakeling van havens en bedrijfsterreinen op de rechteroever kon niet groter zijn. En tezamen laten ze glashelder zien hoe op de grens van  Nederland en België al  sinds mensenheugenis natuur en economie op gespannen voet staan met elkaar.

De Belgische loods legt me uit dat de industrie hiervandaan steeds dieper doordringt in het achterland, aan beide zijden van de grens tussen België en Nederland. Met als gevolg dat het havengebied van Antwerpen meer en meer, ook via waterwegen, is gaan ‘communiceren’ met Moerdijk en Rotterdam.

Langzaam maar zeker, met het Verdronken Land van Saeftinghe aan mijn linkerhand, is te zien hoe de Schelde uitmondt in de Westerschelde. Een alsmaar weidser en overweldigend samenspel van water en land. En alsof dat nog niet voldoende is, breekt op een gegeven moment – eindelijk – de zon door, om het hele estuarium van hier tot Vlissingen in lichterlaaie te zetten.

Privacyoverzicht

Deze site maakt gebruik van cookies, zodat wij je de best mogelijke gebruikerservaring kunnen bieden. Cookie-informatie wordt opgeslagen in je browser en voert functies uit zoals het herkennen wanneer je terugkeert naar onze site en helpt ons team om te begrijpen welke delen van de site je het meest interessant en nuttig vindt.

Strikt noodzakelijke cookies

Strikt noodzakelijke cookie moet te allen tijde worden ingeschakeld, zodat we je voorkeuren voor cookie-instellingen kunnen opslaan.