Alex. B-24

“Daar waren we weer!” hoor ik mezelf zeggen bij terugkeer in het riante kluizenaarsverblijf op de vijfde. Alsof zich daar een metgezel ophoudt, papegaai of zo, die me zal vragen of het me goed heeft gesmaakt en wat voor leuks ons vandaag te wachten staat.

Het was beneden te fris om buiten te zitten. Dus is het opnieuw woonkamer, tafel en bank, desnoods bed, geblazen. Hoe meer de dagen op elkaar lijken, hoe zwaarder het me valt de eentonigheid en afstomping te negeren. Is het inderdaad, als ik eerlijk ben, welletjes geweest? 

Sergey dacht groot nieuws te hebben, toen ik binnen kwam. “Twee dagen vertraging!” riep hij me toe, alsof hij zojuist groen licht had gekregen om mij dat hoogstpersoonlijk mee te delen. Als hij me een duidelijke reden had gegeven of had gesuggereerd dat hij meer wist, zou ik er waarschijnlijk op zijn doorgegaan. Maar dat bleef uit en in tweede instantie, na het eten, had hij slechts een dooddoener paraat: “That’s seaman’s life!” 

Op dat moment was de lol me al vergaan om hem in te wrijven dat het voor mij oud nieuws was en aan details had ik evenmin behoefte. In plaats daarvan kreeg ik zelfs met hem te doen, want stel je voor dat ik – als bemanningslid – zó belabberd op de hoogte zou worden gehouden van interne zaken. 

Reden te meer om weer eens terdege te beseffen dat mijn reis van onzekerheden aan elkaar hangt én dat ik daar zelf ook aan bijdraag. Ik hoef maar één keer slecht geslapen te hebben en ik zit al met mijn duffe kop op het tafelblad te staren of kan de ene voet niet meer voor de andere krijgen. 

Als het leven van een échte zeeman al zo beroerd is, ben ik helemáál de pineut. Dat ik willens en wetens van mijn geloof ben gevallen, wil nog nog niet zeggen dat ik telkens op het gewenste moment bij machte ben mezelf uit de shit te trekken. Bovendien zal ik blijven worstelen met spelregels van dat geloof die als sporen van een paddenstoel nog altijd in mij huishouden, zoals dat je je tijd goed moet gebruiken, altijd klaar staan voor een ander en niet bij de pakken neerzitten.

Maarrrr… niet getreurd. Een beetje schrijver heeft altijd en overal één steun en toeverlaat ter beschikking en dat is zijn intieme, vaak voor anderen verborgen, bondje met de taal. Als dat heilig moeten – oftewel in letterkundig jargon die intrinsieke motivatie – er maar is, kun je het lang volhouden en best ver schoppen. 

Al voordat ik uit Hamburg vertrok, hield de vraag me bezig hoe ik de geplande reis in woorden zou kunnen vatten en niet slechts voor mijn eigen binnenkamer maar ook om anderen te boeien. Maar ik wilde me niet van te voren vastpinnen op een bepaalde vorm, nog afgezien van de inhoud, en ik wilde zeker niet de kant op van de gebruikelijke online communicatie, waar content niet veel meer is dan de ene advertentiefuik na de andere. 

Inmiddels ben ik ruim over de helft en zie ik de Noordzee al weer opdoemen. Stiekem verlang ik nog wel naar meer of beter, maar tegelijk probeer ik realistisch te zijn en onder ogen te zien dat het niet veel anders zal worden. Dus moest ik maar eens proberen een ‘verslag’ in de steigers te zetten. Al was het maar omdat ik geen opvolgers van Musk en Alkibiades in de kast heb staan, dus tijd zat heb, en op die manier de kans vergroot dat ik na terugkeer slagen kan maken.

De middag is al ver gevorderd en de zon die omstreeks lunchtijd doorbrak heeft standgehouden. Des te trotser ben ik, dat ik aan mijn provisorische schrijftafel ben blijven zitten en nu een begin op papier heb staan. De eerste, met de hand geschreven versie! Het was even wennen, maar ik ben het nog niet verleerd. En al zo ver gevorderd dat ik in de volgende sessie de eerste dag gemakkelijk kan afronden. 

Er staan twee titels boven: Schot voor de boeg voor dat eerste hoofdstuk en Generale repetitie als titel voor het hele verhaal. Enigszins voorbarig misschien, maar dat kan ik altijd nog veranderen. Heb nu eenmaal de optie fictie uit mijn hoofd gezet, dus laat me dicht bij mezelf blijven. Plus open kaart spelen en er niet van alles bij verzinnen om het op te leuken of mooier te maken. 

De wereld wil bedrogen worden, zoals in de Romeinse tijd al werd verkondigd, mag dan een kern van waarheid in zich hebben. Ik ga er liever van uit dat de lezer herkenning zoekt en het meestal wel door heeft, wanneer de verteller hem om de tuin leidt zonder met de billen bloot te gaan. 

Sowieso is de kop is eraf en dat mag best worden gevierd. Ik hoef het niet ver te zoeken. Er staat bijna geen wind en het dek is overal even hard. Buiten bij de gang van de gym, kan ik beurtelings over de reling hangen en rechtop tegen de muur zitten. Handdoek en schoenen mee, kan ik eventueel ook nog een tijdje op de fiets. 

Ik zit op mijn knieën – T-shirt al uit – om de handdoek recht te trekken, wanneer plotseling door de lucht iets op me afkomt. Groter dan een vlieg of lieveheersbeestje maar kleiner dan een sprinkhaan. Pas als het is geland, midden op de handdoek, kan ik het beter zien: een vlinder van ongeveer een centimeter in het vierkant, de boven het lijf samengevouwen vleugeltjes meegerekend. Zo lichtgeel als de Siamese tweelingschelpjes die ik jaren lang van het noordzeestrand mee naar huis nam.

Ik houd mijn adem in, weet niet waar ik mijn handen moet laten. Elke beweging kan er een te veel zijn. Geen haar op mijn hoofd zou dit wezen kwaad willen doen, maar hoe leg ik uit dat het voor mij niet bang hoeft te zijn? Afgezien van die ene kutvlieg die mijn moordlust opwekte en het allegaartje van huurlingen – met mij als tijdelijk supplement – ben ik hier aan boord nog geen ander levend wezen tegengekomen. 

Waar zou het vandaan komen en wijst zijn bezoek soms op de nabijheid van vasteland? Voorbij de Sahara kan het wemelen van de vlinders, althans in de regentijd. Maar wat hebben die hier te zoeken of zijn ze net als talloze andere dieren ook op weg naar een overkant waar het gras groener is?

Hoe dan ook, wat ik stilletjes verwachtte gebeurt niet. Het blijft op mijn handdoek zitten en laat zich roekeloos bewonderen. Tot ik het niet kan

laten, heel héél langzaam, een hand over de handdoek in zijn richting te laten glijden en het er – wtf – vandoor gaat. 

Rechtop, mijn benen bungelend over de opstaande rand van het dek, probeer ik het te volgen. Maar al gauw is het tussen de containers verdwenen. Om nog geen minuut later – ik ben net op mijn buik gaan liggen maar heb mijn ogen nog open – uit het niets toch weer op te duiken en zowaar neer te komen op mijn arm. Zeker en vast om me bij nader inzien alsnog, zoals het hoort, vaarwel te zeggen.

Privacyoverzicht

Deze site maakt gebruik van cookies, zodat wij je de best mogelijke gebruikerservaring kunnen bieden. Cookie-informatie wordt opgeslagen in je browser en voert functies uit zoals het herkennen wanneer je terugkeert naar onze site en helpt ons team om te begrijpen welke delen van de site je het meest interessant en nuttig vindt.

Strikt noodzakelijke cookies

Strikt noodzakelijke cookie moet te allen tijde worden ingeschakeld, zodat we je voorkeuren voor cookie-instellingen kunnen opslaan.