Alex. B-15

Tanger ligt al weer achter ons. Meer nauwkeurig gezegd: de nieuwe haven ten westen van de stad – volgens de kapitein minstens een uur rijden daarvandaan – waar we gisteren tot mijn grote verrassing toch nog vóór het donker binnenliepen en het laden en lossen onmiddellijk een aanvang nam alsof ze daar blij waren weer eens iets om handen te hebben.

En ik onderweg maar kijken en kijken, op diverse dekken, of ik iets kon ontdekken van vroeger. Al was het maar de rots van Gibraltar die de gelijknamige zeestraat markeert of veerboten die heen en weer varen tussen de twee continenten. Marokko was nu eenmaal, in 1966, mijn entree in Afrika. Een eerste liefde én een guilty pleasure waar van alles te beleven viel. Net als Ethiopië trouwens, in een latere fase. 

De hele nacht heb ik geloofd in een wonder, dat ik zou kunnen ontsnappen – met een taxi, liftend of zo – om in de medina van Tanger een feestje te bouwen. Bar slecht geslapen, om de haverklap naar buiten gekeken en aan dek mijn geduld verbeten, tot er een sleepboot verscheen en de trossen werden losgegooid. 

Dus hartstikke de pest in dat er niets van terecht is gekomen. Ondanks al mijn goede voornemens over het loslaten van vroeger en accepteren van nu, het begrip voor god weet wat en wie allemaal en zo voort. Als een hardnekkig ontevreden kleuter die niet kan verkroppen dat hij zijn zin niet krijgt. Of domweg – meer is het eigenlijk niet – de man die het allemaal nog eens dunnetjes over wil doen en liefst met meer succes. 

Spiet is veur altied, zong de Drentse bard Daniël Lohues jaren geleden in een lied over de kunst daar niet in te blijven hangen, omdat je bang bent dat je wéér op je bek gaat. Doe je best, maak er wat van! 

Het heeft gewerkt, een uurtje Alkibiades. Vertoeven in een verleden wereld, waar andere omgangsvormen, normen en gewoonten heersen dan in de samenleving waar je tegenwoordig toe veroordeeld bent. Al moest je toen wel aan de goede kant van de streep staan, dat wil zeggen behoren tot de klasse van gegoede burgers. In Athene en vergelijkbare stadstaten waren verschijnselen als populisme en identiteitspolitiek ook aan de orde van de dag. Het woord xenofobie is niet voor niets van Griekse oorsprong.

Maar ik moet me niet isoleren, vind ik. Het contact blijven zoeken, ook al word ik er niet vrolijk van. De mess is een doodlopende weg, hoogstens goed voor korte zakelijke gesprekken. Afspraken in privéruimtes kan ik beter voorgoed uit mijn hoofd zetten, want zelfs Viktors sportschool blijkt geen goed middel om de band met wie dan ook te versterken. Dan blijft de brug over. Twee trappetjes ver weg, makkelijker kan ik het mezelf niet maken. 

Binnen zonder kloppen… Hij kwam niet opdagen in de mess, dus het verbaast me niet dat ik hem hier aantref. Andrii of André, de derde stuur. Sinds mijn inscheping heeft die bij mij een streepje voor. Ik had zijn vader kunnen zijn, maar daar laat ik me natuurlijk niet openlijk op voorstaan. 

“Nog iets bijzonders gezien vandaag?”
“Nee, vandaag niet, maar u had hier gisteren moeten zijn…” 

Hij slaat een toon aan die ik niet van hem gewend ben en vertelt dat ‘ze’ walvissen en haaien hebben gezien. Aan het begin van de Straat van Gibraltar, waar ze de laatste tijd wel vaker zijn gesignaleerd. Maar het was niet duidelijk wat ze aan het doen waren. Het gerucht gaat dat ze het in die omgeving gemunt hebben op zeiljachten.

“Had je me niet even kunnen waarschuwen?”

Hij stopt en zijn ogen schieten naar de voorsteven, alsof hij het schouwspel van gisteren weer te voorschijn wil halen. 

Tegelijk schiet mij te binnen dat ik in de hut waar ik ten slotte terechtkwam geen telefoon kon vinden. Dus ik mompel iets van sorry en spring naar een ander onderwerp: of hij wel eens in de stad is geweest, Tanger. 

Nee man, dat is veel te ver weg. Hij werkt nog niet zo lang op dit schip en als ze ergens in een haven liggen, is hij zowat de laatste die ertussenuit kan knijpen. 

Ik had al de indruk dat hij vaak opdraaide voor het werk in het kantoortje bij de uitgang of in ieder geval, zoals ik in Hamburg al kon zien, betrokken was bij het laden en lossen op het benedendek. 

“Maar ben je wel geïnteresseerd, heb je wel eens gevraagd of je daar een kijkje mocht nemen?”

Hij haalt zijn schouders op en vraagt zich hardop af wat hij daar te zoeken heeft. 

Ik popel om uit te pakken over wat ik in de loop der jaren in dit land heb ontdekt en hem een beetje lekker te maken, maar ik aarzel. En wanneer opeens Viktor binnenkomt en geen goed woord over blijkt te hebben voor de mensen met wie hij in dit land zaken moet doen, weet ik wel weer wat mijn plaats is. Maar ik laat me niet wegjagen.

Deze ruimte is groot genoeg en er staan niet voor niets twee grote zitbanken aan weerszijden van het piepkleine keukentje met cooker en koffiezetapparaat. De chief mate en zijn linkerhand houden al pratend stil bij het bureau waar Viktor me een keer heeft laten kijken naar een promotiefilm over de Alexander B en ik kuier de andere kant op, terwijl mijn gedachten teruggaan in de tijd. 

Ik heb niet zó veel herinneringen meer aan die allereerste keer. Ik was in ieder geval afgezakt, per bus, langs de Spaanse kust tot in Málaga om daar op een boot te stappen naar Melilla. Dat is een van de twee enclaves in het koninkrijk Marokko die Spanje – tot op de dag van vandaag – heeft overgehouden aan de strijd van half Europa om stukken grond in Afrika. Ik had me namelijk aangemeld voor vrijwilligerswerk ten behoeve van een dorpsschooltje ergens in Tlemcen, een provincie in het westen van Algerije, en dit was de beste manier om er te komen. 

Ik geloof dat ik zelfs nog nooit in Spanje was geweest – toen nog het land van Franco – maar dat deel van de reis wees zich bijna vanzelf. Vanaf Melilla daarentegen wist ik echt heg noch steg en des te groter was de verrassing in Nador. De eerste de beste stad in Marokko, waar ik me opeens midden op straat in een groep mensen bevond – mannen vooral, van alle leeftijden – die me allemaal wilden helpen of deze ontmoeting niet wilden missen. 

Tijdens de zomer van het voorafgaande jaar, in Turkije en Griekenland, had ik dat soort zaken wel leren kennen, maar dit was gewoon next level. En de belangrijkste reden of oorzaak was dat ik uit Nederland kwam. De een had daar een blauwe maandag gewerkt en kende nog wel wat woordjes, de ander had er familie zitten of kende een hele rij voetballers bij naam en toenaam. Ik werd onthaald op een uitgebreid maal bij mensen thuis en hoefde me geen enkele zorg te maken over het vervolg van mijn reis, naar de grens met Algerije. Wat een land!

Privacyoverzicht

Deze site maakt gebruik van cookies, zodat wij je de best mogelijke gebruikerservaring kunnen bieden. Cookie-informatie wordt opgeslagen in je browser en voert functies uit zoals het herkennen wanneer je terugkeert naar onze site en helpt ons team om te begrijpen welke delen van de site je het meest interessant en nuttig vindt.