Alex. B-33

“Je laatste etmaal aan boord van de Alexander B!” sist mijn alter ego, wanneer ik geen aanstalten maak het dekbed van me af te gooien en in de houding te springen voor de orde van de dag. 

Kunnen we er niet eens eentje overslaan? Als op deze reis één dag in aanmerking komt om vergeten te worden, is het deze wel. Heb me weken lang uitgesloofd om aan je eisen en verwachtingen te voldoen, in het gareel te lopen, mijn tijd goed te besteden, ongemakken het hoofd te bieden en gedwee mijn zegeningen te tellen. Laat me onder zeil blijven, het is mooi geweest. Het absoluut noodzakelijke – poepen, zitten, eten en zo – gaat heus wel door, op de automatische piloot. 

Maar trek het je niet aan, hoor! Doe vooral wat je niet laten kunt. Bestel desnoods een vaporetto in Rotterdam, als je me eerder kwijt wilt. Anders zien we elkaar morgen op het hoofddek, aan het begin van de loopplank. 

Ricardo is allang verdwenen, wanneer ik eindelijk kom aankakken in de mess. Allicht, die man moet ook af en toe zijn rust pakken. En Viktor heeft me niet voor niets helemaal in het begin van de reis, in Hamburg nog, de weg gewezen. Brood en beleg kan ik in de koelkast vinden en koffie staat de hele dag klaar.

Zal zorgen dat ik straks wél op tijd ben, want de twee laatste maaltijden laat ik me natuurlijk niet ontgaan. Stom dat ik niet direct in de eerste week heb gevraagd hoe dat toestel hier werkt – en of ik het überhaupt mocht aanzetten – dan had ik waarschijnlijk nu al het journaal kunnen kijken.

Als ik bijna klaar ben, hoor ik toch nog van voren iemand deze kant op komen. De Chief van de machinekamer! Hij zet grote ogen op en roept: “Goh, bent u daar nou nog?” 

Ik voel me betrapt, zo laat aan het ontbijt, maar deemoedig mijn zwakte bekennen gaat me te ver. Liever probeer ik hém nog een keer uit de tent te lokken: “Ja hoor, ik ben weer terug. Het beviel me zo goed dat ik heb bijgetekend.” 

Hij houdt zijn hoofd een beetje scheef, alsof hij zint op een passend antwoord. Maar loopt dan door naar de keuken. Geen idee of hij in zijn loopbaan veel met Hollanders te maken heeft gehad, want dan zou hij kunnen weten hoe graag die je in de maling nemen. 

Tegen de tijd dat hij terug is, heb ik een onschuldige vraag bedacht waar hij geen moeite mee zal hebben: “Gaat u morgen de stad in, wanneer we in Rotterdam aan de kade liggen?”

“Nee, ik pieker er niet over. Ik heb in mijn leven al 95 landen gezien. Is dat niet meer dan genoeg?”

Ik doe nóg een poging hem aan de praat te krijgen, maar hij blijkt niet in de stemming en voert aan dat hij het schip moet klaarmaken om voor anker te gaan. Kan me best voorstellen dat hij, nu ik op het punt sta te drossen, geen tijd meer aan me wil verspillen. De zoveelste passagier die hij hier in de loop der jaren langs heeft zien komen. 

Naarmate de verbinding met de buitenwereld standhoudt en ik de weg naar mensen en zaken terugvind, wil ik best toegeven dat ik voor de zoveelste keer een vluchtpoging heb gedaan. Uit een land waar ik bezig was opnieuw wortel te schieten of tenminste mijn goede wil toonde, nadat ik het tien jaar eerder hooghartig de rug had toegekeerd. Alsof ik het niet aankon of geen knopen door kon hakken. 

Maar mijn leven ligt nu daar, niet op zee en niet op een schip als dit, met zijn eigen rolpatronen en omgangsvormen. Al heb ik nog zo veel gevaren, op alle mogelijke manieren en plaatsen, het echte zeemanschap is aan mij voorbijgegaan en een halve zeeman bestaat niet. 

Het kan geen kwaad van tijd tot tijd afstand te nemen van je dagelijks leven, om te checken hoe je eraan toe bent en bakens te verzetten of op te ruimen. Maar zo’n retraite moet niet te lang duren, tenzij je een groots specifiek doel hebt in de trant van een spirituele verdieping of de start van een nieuwe levensfase. In dat opzicht heb ik met deze reis, achteraf gezien, een fors risico genomen. Door in volkomen vreemd gezelschap een maand lang de hort op te gaan, ver weg en onbereikbaar, zonder me ergens om te bekommeren. Dat was gewoon vragen om moeilijkheden.

Gelukkig kwam de Noordzee me gisteren te hulp met een diep geworteld gevoel van thuiskomst. En langzamerhand vang ik meer signalen op die wijzen in dezelfde richting: dat ik in dat kloteland heus wel wát te zoeken heb en er, voor zover ik het weten wil, nog altijd thuis hoor. Kleine dingen zoals het duet van Danny Vera met Vaya Con Dios dat via mijn telefoon ‘toevallig’ binnenkwam: wat had ik dat soort muziek gemist, om te huilen zo mooi!

Bepaalde mensen hoef ik slechts te horen om weer te beseffen dat ik mee wil draaien, het niet mag laten afweten. Zoals een vriendin met wie ik sinds mijn terugkeer in Nederland zowel meemaakte dat ze een zware depressie overwon als dat ze een terugval kreeg die nog altijd voortduurt. Maar ook de voorzitter van een coöperatie, die ik belde om te vragen of het zin had me alsnog formeel aan te melden als kandidaat-bestuurslid. En niet te vergeten de kleindochter, die in augustus van het afgelopen jaar bij me aanklopte om niet meer weg te gaan. 

Ik ben al buiten wezen kijken, toen we eenmaal tot rust waren gekomen op de rede van Hoek van Holland. Het woord rede in de zin van beschutte ankerplaats slaat trouwens nergens op, want van beschutting is allerminst sprake. Midden op zee en dus vatbaar voor velerlei noodweer en andere maritieme ongemakken. De kust is niet eens zichtbaar, laat staan de haven waarnaar we op weg zijn.

In vergelijking met de situatie op de heenreis was het bepaald geen volle bak, hier en daar een lotgenoot op ruime afstand, tankers vooral. Een dik wolkendek, de zee zo donker en grauwblauw als alleen de Noordzee zijn kan, te koud ook om te blijven hangen en nog een keertje weg te dromen. Maar nu – mijn laatste avondmaal achter de kiezen en op weg naar mijn vertrouwde gietijzeren fauteuil in het begin van de gang aan stuurboord – is plotseling alles veranderd. 

De hemel is helemaal schoongeveegd, een zachtgroene zee warmt zich – niettegenstaande het tijdstip – aan de zomerzon en een bonte verzameling schepen wiegt mee in alle kleuren van de regenboog. Als ik mijn ogen een beetje dichtknijp, schieten onder de reling vliegende vissen aan me voorbij en springen spetterende dolfijnen dwars door de horizon van het ene schip naar het andere. Waar heb ik dit aan verdiend?

Privacyoverzicht

Deze site maakt gebruik van cookies, zodat wij je de best mogelijke gebruikerservaring kunnen bieden. Cookie-informatie wordt opgeslagen in je browser en voert functies uit zoals het herkennen wanneer je terugkeert naar onze site en helpt ons team om te begrijpen welke delen van de site je het meest interessant en nuttig vindt.

Strikt noodzakelijke cookies

Strikt noodzakelijke cookie moet te allen tijde worden ingeschakeld, zodat we je voorkeuren voor cookie-instellingen kunnen opslaan.